Elines Chunga, an elderly grandmother caring for her HIV+ daughter and nine children - three grandchildren and others are orphans from the area. Pictured here in front of their current old home, they received a new home thanks to support from Ekwendeni Hospital and PWS&D. Ian Persaud, IM mission staff (one month), treated Elines' daughter, Joyce, and she's now recovering very well.

In het Afrikaanse Malawi gebeurt maar weinig dat het acht-uur journaal haalt. Er zijn geen etnische of religieuze spanningen, er is geen oorlog, er zit geen wrede dictator, Malawi doet niet mee in de wereldpolitiek. Een brief of pakket richting Malawi, komt nogal eens aan in Mali. Malawi is Malawi. En daarom is Malawi het ideale land voor iedereen met interesse voor het alledaagse, onopvallende en doorsnee Afrika.

Door Ralf Bodelier (2014, FreePressUnlimited)

Wanneer Europeanen iets waarderen in een land als Malawi, dan is het wel het hechte gezinsleven. Het gezin als hoeksteen van de samenleving, staat, anders dan in Europa, in dit deel van Afrika niet ter discussie. Ook al slaan aids en malaria diepe gaten in Malawiaanse families, zij blijven het onwrikbare fundament onder de Malawiaanse samenleving. Formeel bestaat een gemiddeld huishouden uit zes gezinsleden, maar in feite behoort de woning toe aan tientallen mensen. Constant loopt iedereen in en uit, blijft logeren, eet mee, viert feest en bezoekt begrafenissen.

En dat is hartverwarmend, zo vinden veel westerlingen die Afrika bezoeken. Te meer omdat de familieleden zo goed voor elkaar zorgen. Wie iets te doen heeft in een vreemde stad, wéét dat bij zijn verre neef of nicht altijd een bed en een maaltijd klaar staat. Rijkere Malawianen delen hun brood, hun kleren en hun inkomen broederlijk met hun armere familieleden. Dat is nog eens iets anders dan de gesloten, egocentrische en individualistische houding van de gemiddelde Westerling.

Wie langer in Malawi woont, weet wel beter.

Zo zijn de ogenschijnlijk harmonieus opererende families nogal eens giftige slangenkuilen. Opgepakt in kleine, benauwde woningen, waar zelfs het meest basale, zoals water en stroom ontbreekt, barsten veel gezinnen van opgekropte spanningen. Privacy bestaat nauwelijks, de meest intieme kwesties zijn meteen openbaar. Toch wordt er maar amper over gesproken, want spreken leidt al snel tot ruzie, en ruzies leiden eventueel tot een breuk in de familie. Zo’n breuk, dat spreekt vanzelf, is in Afrika een vloek. Dus wéét iedereen alles van elkaar, maar wordt nérgens over gepraat. De eenzaamheid achter de gezellige façades moet onverdraaglijk zijn.

Bovendien is het nog maar de vraag of de rijkeren wel willen betalen voor de armeren. Ooit, in het traditionele Malawiaanse dorp, was dat een vanzelfsprekendheid. De verschillen tussen arm en rijk waren minimaal en de rijkaard van nu kon de arme van morgen zijn. Dan was ook hij afhankelijk van andermans goedgeefsheid.

Vandaag is dat anders. Steeds meer Afrikanen wonen in steden. En steeds meer rijkeren zijn véél rijker dan hun arme familieleden. En die rijkdom, die willen ze in toenemende mate zélf gebruiken. Ze willen gezond en gevarieerd eten, ze willen hun kinderen naar school sturen, ze willen in geval van ziekte naar een ziekenhuis gaan, een fatsoenlijk huis kopen en, wanneer het er even inzit, een televisie aanschaffen.

Maar dan is er plots de immense schare minder fortuinlijke familieleden. De oma’s en opa’s, de neven en nichten, de achterneven en achternichten, en de vele achter-achterneven en achter- achternichten die allemaal een graantje mee willen pikken.

Wie in zo’n uitgebreide familie begint uit te delen is zó door zijn fortuin heen en blijft arm en berooid achter.

Bovendien, zo overweegt de rijkere, heeft hij niet zélf, door naar school te gaan en hard te werken, voor zijn welvaart gezorgd? Waarom doen die neven en nichten dat niet ook? Waarom houden ze hun handjes op, waarom gaan ze niet aan slag?

Op een zeker moment zullen de rijkere familieleden dan ook hun biezen pakken. Het liefst naar Europa, naar Groot Brittannië. Of naar een ander, Engelstalig Afrikaans land. En anders wel naar een dorp of stad op ongeveer 150 kilometer van hun eerdere woonplaats.

Op 150 kilometer en niet op 50, of 250. Want op 150 kilometer houden ze nog net contact met de bron van hun welvaart, hun bedrijf of hun werkgever. Maar op 150 kilometer zijn ze ook buiten het bereik van hun arme en constant om méér vragende familie.

En wie niet weg kan, bouwt een hoge muur om zijn huis. Zo’n muur, met een poort, bewaakt door een watchman, is er officieel om dieven en rovers buiten te houden. Wie echter wat langer in Malawi woont, weet wel beter: het is ook een beschermingsmuur tegen het hechte familieleven, dat veel westerlingen als zo hartverwarmend ervaren.

Een familieleven dat steeds meer Afrikanen als een molensteen om de nek hangt.

De ‘Extended Family’ als molensteen